Heerlijk zien ze er altijd uit, die gerechten uit kookboeken. Maar kunnen we dat zelf ook? Vandaag op het menu: ’Goei eten’ volgens de Vlaamse ’Messy Chef’ Jelle Beeckman.
52 kookboeken staan er bovenop mijn keukenkasten. En daarnaast is er 1 dat die hoge, droge bergplaats nooit haalt. Omdat het rondslingert op de magnetron, binnen handbereik, omdat we het ook écht gebruiken. Dat is Messy Chef 1. De snelle vol-au-vent (op basis van een kant-en-klare braadkip uit de supermarkt) en de fetakroketjes daaruit zijn vaste waarden in onze keukencanon geworden.
Net als in die voorganger zijn de recepten in Messy Chef 2 makkelijk, snel en toch niet alledaags, met hier en daar met een vrolijke knipoog. Een flesje corona in de pastasaus, cornflakes in de soep. Gehaktballen maken doet Jelle Beeckman door worsten uit te knijpen. Zo komen wij op reis aan ons gehakt, maar het is net zo goed doordeweeks thuis een handige shortcut.
Ik kook voor vier, dus ik snij er gewoon een dubbele portie champignons (’lievelings’ van kind 2) bij en verdubbel ook alles voor de puree. Kind 1 is vegetariër, voor hem ben ik van tevoren een knolselderij te lijf gegaan om er rondjes uit te snijden (met een mes, duwen ging met mijn uitsteker niet) en die te paneren, en nog eens. Goed zo, want als al die kookboeken mij één ding hebben bijgebracht, is het een gezond wantrouwen tegenover recepten die dat geen twee keer doen. (Ik hou bij dat paneren trouwens één hand voor de droge ingrediënten en de andere hand voor de natte. Sinds ik Nigella Lawson dat zag doen, blijft ook die mess aan de vingers hier binnen de perken.) De rest van de knolselderij? Daar maakte ik de soep van een paar bladzijden verderop van. En zo zat ik in één kooksessie al aan 3 gerechten uit dit boek.
Vooral de knolselderschnitzel valt in de smaak. Ook de vleesetende man is overtuigd. Als extra portie groenten naast de balletjes, weliswaar. Voor de kinderen was de knolselderij nog net iets te hard, volgende keer laten we de schnitzels wat langer in de oven. Die trouwens, omdat-ie toch op 180 °C stond, in 7 minuten nog een overschot witte paaseitjes in koekjes omtoverde. Dessert, check. 4 gerechten, check.
En van koken/bakken met 1 ingrediënt ben ik fan. Een speeldate later deden we dat nog eens over met een reep witte chocolade, speciaal daarvoor gekocht. Ik heb zo’n karamelkoekjeskleurig vermoeden dat Messy Chef 2 ook nog even op de magnetron zal rondslingeren. Iemand zin in knolselderij vanavond?
Recept: Knolselderijschnitzel met tartaarsaus en rucola
- 2 personen
- Kooktijd: 20 minuten + 15 minuten in de oven
- Materiaal: 1 pan
Dit heb je nodig
- 1/2 knolselderij
- 3 eitjes
- 1 el water
- 50 g bloem
- 200 g paneermeel (of panko)
- Peper en zout
- Boter of olijfolie W 1/2 sjalotje
- 1 el gesneden augurkjes
- 1/2 el kappertjes
- Een paar takjes peterselie
- Een paar takjes bieslook
- 3 el mayonaise W 1/2 citroen
- 50 g rucola
Zo ga je te werk
Verwarm de oven voor op 180 °C. Snijd 4 plakken van 1 cm dik van de knolselderij. Snijd of steek een rondje uit de plakken knolselder en haal de schil eraf. Neem een kom en kluts daar de eieren in met het water. Neem een kom met bloem en een kom met paneermeel (of panko).
Kruid de knolselderij langs beide kanten met peper en zout. Haal door de bloem, daarna door het ei en daarna door het paneermeel. Herhaal dit nog een keer. Laat 10 minuten rusten in de koelkast, anders valt die laag er te snel af. Smelt een klont boter of olijfolie in een pan. Bak de knolselderij krokant langs beide kanten. De knolselderij zal nog niet gaar zijn, dus zet hem nog 15 minuten in de oven.
Maak ondertussen de tartaarsaus. Snijd de sjalot, augurk, kappertjes en kruiden fijn. Meng onder de mayonaise. Kruid met peper en zout.
Serveer de knolselderij met de saus en de rucola en werk af met een paar druppeltjes citroensap.